zondag 4 februari 2024

De Tijdspiegel – jaargang 34 – 1877


De afgelopen weken
las ik, met veel plezier, in een digitale bundel van het tijdschrift De Tijdspiegel. Oorspronkelijk dateert dat uit 1877 en het is, als computerbestand, of e-boek, gratis te downloaden bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL.org)

Het was eigenlijk per ongeluk dat ik daar terecht kwam. Een tijdje terug schreef ik over het boek 'Wereldzee In De Polder', van Ronald Nijboer. Dat ging over een zeilreis, die de Franse schrijver Henri Havard maakte, in 1873, langs de kusten van de toenmalige Zuiderzee. Die zee heet nu IJsselmeer en is deels ingepolderd. Nijboer doet de reis opnieuw, beschrijft wat hij nu ziet en vergelijkt dat met zijn 19e eeuwse voorganger.

Ik was benieuwd of het boek, dat Havard indertijd schreef, ook als e-boek te krijgen was. Dat bleek niet het geval, maar ik vond wel, bij DBNL, een andere reisbeschrijving van hem, 'Het Land Der Geuzen'. Toen ik dat bestand gedownload had zag ik, tot mijn verrassing, dat het een hele jaargang van De Tijdspiegel was. Ruim 1600 bladzijden en Henri Havard was daarvan maar een klein onderdeel.

Het tijdschrift verscheen voor het eerst in 1844 en, als ik de inhoudsopgave van de eerste jaargangen bekijk, werd het toen vooral gevuld met religieuze artikelen. Het ging over de christelijke kerk, het protestantisme, christelijke kunst, 'christologische voorlezingen' enzovoort. Dat religieuze karakter is, 34 jaar later, flink afgezwakt.

In de inhoudsopgave van jaargang 34 vinden we wel 'godsdienst' als categorie, maar ook onderwijs, geschiedenis – bijvoorbeeld over de rol van de Goten in het Romeinse rijk – wijsbegeerte, staatkunde, natuurkunde en literatuur. Vaak in de vorm van boekbesprekingen en lang niet allemaal even streng in de leer. Zo staat er een artikel in tegen Darwin en zijn theorie over het ontstaan van het leven, maar ook een lovende bespreking, van een boek van dezelfde Britse geleerde, over gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal bij mens en dier.

Dat is allemaal best grappig, hoewel niet altijd even vlot leesbaar. Maar naast het reisverslag van Havard, dat wel aangename en interessante lectuur is, is er nog een rubriek die heel leuk blijkt te zijn. Onder het kopje 'Mengelwerk' zijn, verrassend amusante en vlot geschreven, verhalen te vinden van schrijvers als P.F. Brunings, Johannes de Koo en Mevrouw van Westrheene. Ik had nog nooit van ze gehoord, maar ze blijken erg de moeite waard.

Havard, waar het me eigenlijk om te doen was beschrijft hoe hij, in Brussel, terecht komt in een samenkomst van de 'Geuzenbond'. Dat was een groep welgestelde burgers, die een soort culturele vereniging hadden opgericht en opera's en toneelstukken bezocht, gevolgd door feestelijke maaltijden. Dat herinnert hem aan de oorsprong van de term 'Geuzen' en hij besluit het deel van Vlaanderen te bezoeken waar die lieden vandaan kwamen.

Hij gaat naar steden als Oudenaarde, Kortrijk en Ieper, beschrijft vrij kort wat hij ziet en duikt dan de geschiedenis in. Hij vertelt hoe dat deel van België ooit een woestenij van zompige moerassen was, met hier daar een, met bos begroeide, heuvel. Hoe er gevochten is, niet alleen tegen de natuur en de zee, maar ook onderling en tegen indringers van buiten.

Het land België bestaat nog geen 200 jaar. Voor die tijd heeft heel Europa zich ermee bemoeid. Van de Romeinen, via allerlei vorstenhuizen, tot aan Napoleon. In de 16e eeuw keerde een groep edelen zich tegen, de overheerser van dat moment, de koning van Spanje. Aanvankelijk deden ze dat door middel van een beleefde brief, een 'smeekschrift', maar dat werd ruw afgewezen en ze werden schooiers genoemd, 'gueux' in het Frans. Vandaar hun bijnaam.

Havard vertelt over de rijkdom van de steden, vooral ontstaan door de handel en weverijen. Maar ook hoe dat alles weer verloren ging. In Ieper schrijft hij over de prachtige lakenhallen en de kathedraal, niet wetend dat die, 40 jaar later, met de grond gelijk gemaakt zouden worden, in de Eerste Wereldoorlog. Wie nu in de stad gaat kijken ziet al die beroemde gebouwen weer staan, maar dat zijn, in de 20ste eeuw gebouwde, reconstructies van de oude voorbeelden.

Tussendoor beschrijft Havard de bevolking, hun uiterlijk, taal en karakter, dat ze zo gelovig zijn, maar ook heel bijgelovig. Hij heeft het over heksenprocessen en godsdiensttwisten en dat sommige gebruiken, die afkomstig zijn van de oude Germanen, nog steeds, van moeder op kind, doorgegeven worden.

Allemaal heel leuk om te lezen, vooral als je dat deel van Vlaanderen een beetje kent. Maar voor je bij Henri en zijn Geuzen aankomt moet je, in de Tijdspiegel van 1877, zo'n 1000 bladzijden met andere verhalen en artikelen doorbladeren. En daar zit ook veel aardigs tussen.

Ondertussen heb ik de volgende jaargang al gedownload. Het verhaal van Henri Havard was nog niet af, maar ik lees eerst een artikel over de Franse schrijver Jaques Cazotte. Die schreef, in 1772, een beroemd boek, 'De Verliefde Duivel'. Over een jonge edelman die in de ban van de duivel raakt, die aan hem verschijnt als een wulpse vrouw. Met die edelman loopt het uiteindelijk nog goed af, maar volgens het artikel ging het met de schrijver wel helemaal verkeerd, misschien omdat hij teveel in zijn verhaal ging geloven.

Cazotte is te vinden op Wikipedia, maar zijn boek lijkt vergeten. Tenzij je de Tijdspiegel leest en dat is best aan te raden. Het tijdschrift verscheen voor het laatst in 1921. DBNL heeft niet alle 78 jaargangen, maar toch wel enige tientallen daarvan. Dat zijn tienduizenden bladzijden leesplezier.

(Over de genoemde schrijvers is niet heel veel info te vinden:

P.F. Brunings – 1820-99, geb. te Antwerpen, Ned. militair, 1880 gepensioneerd als overste, romanschrijver. (DBNL)

Johannes de Koo – 'De Koo werd in 1865 predikant van de NH Kerk. In 1874 koos hij een andere werkkring en werd in Amsterdam redacteur-correspondent van Het Vaderland. Enkele maanden na de oprichting in 1877 van het weekblad De Amsterdammer (…) aanvaardde hij het hoofdredacteurschap van dit blad. De Amsterdammer werd later De Groene Amsterdammer.' (Wikipedia)

Mvr van Westrheene – Pseudoniem van Jacoba van Heijningen (1821-1900) 'Om een bijdrage aan het gezinsinkomen te leveren ging Jacoba – die zich voortaan Mevrouw van Westrheene noemde – buitenlandse romans en verhalen vertalen. Haar eerste vertaling was Our mutual friend van Charles Dickens, die zij maakte onder toezicht van M.P. Lindo, oprichter van de Nederlandsche Spectator en een kennis van haar man. Lindo vond haar vertaling zo goed dat hij meende dat zij die onder haar eigen naam kon publiceren. Sindsdien kreeg zij veel vertaalopdrachten.' (KNAW.nl)) 

 

 
De Strip is gemaakt door de Stripman zelf. Klik hier voor deel 1 - deel 2 en deel 3 van het verhaal.
 
Klik hier voor deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6 - deel 7 - deel 8 - deel 9 - deel 10 - deel 11 - deel 12 - deel 13 - deel 14 - deel 15 - deel 16 - deel 17 - deel 18 - deel 19 - deel 20 - deel 21 en deel 22 van het vorige  verhaal.
 
Klik op de tekening voor een grotere weergave. 
 

3 opmerkingen:

Zelfstandig journalist Antwerpen zei

'Christologische voorlezingen'?

Jan de Stripman zei

@zelfstandig journalist - Als je wil weten wat het is zul je het moeten downloaden...;o)

Zelfstandig journalist Antwerpen zei

Laat maar ...