Ik weet niet of schoolkinderen nog zingen tegenwoordig, maar ik heb het lied over de wielewaal nog gezongen op de lagere school. Als canon – zijn er nog mensen die dat doen ? – zodat je op het eind een hele reeks dudeljo, dudeljo, dudeljo's kreeg. Gevolgd door een wat trager uitgerekt 'eh-hen anders niet'.
Ik loop het de afgelopen dagen weer te neuriën. Dat is omdat cabaretier Hans Dorrestijn een boek heeft geschreven dat 'Dudeljo !' heet en gaat over zijn ontmoetingen met de wielewaal en andere vogels, vissen en mensen. Het is erg leuk en ook verkrijgbaar als e-boek.
Dorrestijn noemt zichzelf een zwakbegaafde vogelaar. Hij trekt er op uit met een verrekijker, vogelgids en een opvouwbaar krukje, maar ziet zelden iets. Als hij eens een vogel ziet dan weet hij meestal niet wat het is, de zang kan hij niet thuisbrengen en zijn vogelreizen worden gekenmerkt door pech. Hij kan er niets van, maar schrijft daar heel leuk over.
Natuurlijk overdrijft hij ook. Hij heeft de wielewaal wel degelijk gezien en gehoord. En de roodmus, de geelgors en nog een paar andere prachtige soorten die ik nog nooit gezien heb. Vrienden en bekenden denken dat ik een groot vogelkenner ben, ze vragen me soms zelfs om advies, maar als vogelaar stel ik minder voor dan Hans Dorrestijn.
Ik heb nog nooit een vogelreis gemaakt en zelfs toen ik nog wat vlotter ter been was ging ik er vrijwel nooit op uit om vogels te spotten. Okee, ik fietste veel en keek daarbij goed om me heen. En later, toen het fietsen niet meer ging, richtte ik ons balkon in als vogelrestaurant. Daardoor kwamen er mooie vogels naar het balkon. Laatst oogstte ik nog bewondering op Bluesky – ik heb inmiddels 240 volgers ! – met foto's van een boomklever.
De grote bonte specht is een regelmatige bezoeker en zelfs de, wat zeldzamere, middelste bonte specht heb ik een paar keer mogen zien en fotograferen. Net als de kuifmees en het sijsje. Dorrestijn schrijft lyrisch over het sijsje. Als je die ziet moet je zolang mogelijk blijven kijken, je vol drinken met sijsjes, want het kan heel lang duren voor je ze weer ziet. Dat laatste klopt, ik heb ze na die ene keer nooit meer op ons balkon gezien.
Maar goed, de ene vogelaar is de andere niet. In het dierenrijk zijn er ook verschillende strategieën om succesvol te bestaan. Er zijn soorten die enorme afstanden afleggen, walvissen en stormvogels bijvoorbeeld, maar er zijn er ook die hun hele leven nauwelijks van hun plaats komen. Schelpdieren die zich aan een rots hechten en dan rustig blijven wachten tot er iets hun kant op drijft, of zwemt. Dat is ook mijn tactiek. De ene vogelaar reist de halve wereld af en ziet niets – zoals Dorrestijn – de ander blijft gewoon thuis en krijgt best leuke vogels op zijn balkon – zoals ik.
Om ook insecten naar het balkon te lokken heb ik het volgezet met bloempotten. (Mijn vrouw zegt dat ik duidelijk moet maken dat er voor ons ook nog genoeg plaats is om te zitten.) In de bloempotten staan allerlei wilde en ook wel wat gekweekte planten. Ik probeer bloemen te kweken die aantrekkelijk zijn voor insecten, maar ben blij met alles dat vanzelf in mijn bloempotten waait. Daar zijn de insecten meestal meer op gericht dan op mijn kweekspul.
Ik heb bijvoorbeeld redelijk wat succes met het havikskruid, dat vanzelf is gekomen en zich elk jaar opnieuw uitzaait. Ook de braam heeft mijn balkon gevonden en bloeit en groeit en draagt donkerblauwe vruchten. Ik heb hem tussen de spijlen van het balkonhek door geleid, wat een decoratief effect heeft. De doornen neem ik voor lief.
Wat ik ook op het balkon heb zijn slakken. Behoorlijk mooie. Segrijnslakken zijn het, met fraaie, bruingemarmerde huisjes. Ze knabbelen wat aan de plantjes, maar dat vind ik niet zo erg. Ze schrapen ook de donkere aanslag, van algen, van het balkon en dat is prettig. Gisteravond keek ik uit het keukenraam en dacht ik dat er een paar zag, in de schemering, op de rand van het balkon. Om beter te kunnen zien stapte ik naar buiten en voelde iets knisperen onder mijn voet. Het zal toch niet ?
Van zo'n stoer slakkenhuis verwacht je dat het stevig is. Dat het weerstand biedt als je er per ongeluk op gaat staan. Dit voelde alsof ik op een kaaschipje stapte. Zo'n dik geel ding. In het donker kon ik niet zien of ik echt een slak verpletterd had, maar ik durfde geen stap verder te zetten en ging weer schielijk de keuken in. Ik probeerde met het lichtje van mijn smartphone, hangend uit het keukenraam, te zien of er echt een platte slak op het balkon lag, maar kreeg geen zekerheid.
Vanochtend ging ik kijken. Niets te zien. Wel zag ik slakkensporen glinsteren in de ochtendzon. Ik heb wel eens gehoord dat slakken hun platgetrapte soortgenoten opeten. De natuur laat niets verloren gaan. Er spelen zich mysterieuze drama's af, op het balkon van een, in zijn beweging beperkte, vogelaar.
Hans Dorrestijn schreef meer leuke boeken en heeft een website, met filmpjes en teksten: https://hansdorrestijn.nl/
Ps: Bij het snooker heeft meervoudig wereldkampioen Ronnie O'Sullivan zijn kansen vergooit door, middenin zijn halve finale, een nieuwe pomerans op zijn keu te laten zetten. Voor de niet-biljarters: dat is het stukje leer op de punt van de biljartkeu. Hij liet ook de 'ferrule' vervangen, het metalen hulsje waar de pomerans opgelijmd is. Wat het Nederlandse woord daarvoor is zou ik niet weten. Het gevolg was dat hij vrijwel geen bal meer kon raken. O'Sullivan zal ontevreden zijn geweest met hoe zijn keu speelde, maar zoiets tijdens een wedstrijd laten doen is niet verstandig. Het duurt even voor een speler aan zo'n ingrijpende verbouwing gewend is. Ronnie verloor, kansloos, van Zhao Xintong.
Mijn favoriet, Judd Trump, speelde een betere halve finale, maar verloor van een nog betere Mark Williams. De finale gaat, vandaag en morgen, tussen de verrassende Chinees Zhao en de veteraan Williams uit Wales. Wie er ook wint het zal een bijzondere kampioen zijn. Williams is, met zijn 50 jaar, de oudste finalist ooit. Zhao komt terug van een schorsing en is nog amateur. Hij heeft zich geplaatst via de voorronden en maakt nu kans om de eerste Chinese wereldkampioen ooit te worden.