Er was snooker op de TV, vlak voor ik in slaap viel. De Chinees Ding won voor het eerst in jaren weer een toernooi. Het is dus niet vreemd dat er een biljart voorkwam in mijn droom en eigenlijk ook niet dat onze overleden vriend John er een hoofdrol in speelde.
John was eigenlijk een schoolvriend van mijn oudere zus. Een paar jaar ouder dan ik, dus. Hij kwam met haar mee naar ons huis, hij woonde toen in een flat vlak naast de onze. Gaandeweg ontwikkelde hij zich tot een geliefde familievriend, aanwezig op alle verjaardagen en feesten. John was altijd goed gehumeurd, in voor een geintje en een enthousiaste deelnemer aan al onze plannen.
Hij nam me mee uit vissen en we hebben, samen met mijn broer en wat andere mensen een tijdje een biljartclub gehad. Mijn broer en ik zijn ook met hem op vakantie geweest, in de Ardennen. Wij op de fiets, hij met de auto, met al onze spullen erin. Dat was verdomd handig. John reed vooruit naar de volgende camping, deed boodschappen, zette de tentjes op en had het eten al klaar als wij aan kwamen rijden. Maar het was ook omdat John toen al gezondheidsproblemen had en geen grote afstanden meer kon fietsen.
Ik droomde dat ik met John mee ging naar zijn ouderlijk huis. Geen flat maar een vrijstaande woning, bovenop een heuvel. Achter de voordeur was een ruimte met een biljart. We hadden best een potje willen spelen, maar er waren andere jongens bezig. Achter de biljartkamer zag ik een andere ruimte, waar de moeder van John zat, met nog meer visite.
Zij overleed al ergens aan het eind van de vorige eeuw. Ik herinner me haar als een lieve vrouw, met krulletjes in haar donkerblonde haar, een bril en veel gevoel voor humor. De vader van John was een nogal stijve man, militair op de luchtbasis in Soesterberg en in onze ogen een vreselijk rechtse bal. John vond het leuk om hem met linkse uitspraken op de kast te jagen (John zei toen trouwens zelf dat hij later VVD wou gaan stemmen). Zijn zonnige humeur had hij van zijn moeder. Tragisch genoeg zou de vader hen beiden overleven.
In mijn droom maakte ik me nuttig door de kozijnen, van het huis van John en zijn ouders, te verven. Later was ik op weg naar huis, vanuit Amersfoort. Mijn vervoermiddel hield het midden tussen een ligfiets en een scootmobiel. Ik kwam weer voorbij de heuvel, waar het huis van John stond. Ik was wat moe, het was mooi weer, dus ik besloot om even in de berm uit te rusten.
Daar kwam John naar buiten. Dat was toevallig ! Hij moest naar het station, want hij ging naar een feest in een andere plaats. Ik reed een endje met hem mee. John had een fles whisky gekocht, als cadeau voor de jarige, of wie het feest ook gaf. In zijn tas had hij nog ander nuttige dingen. Een fles water, een aantal sandwiches en een paar doosjes medicijnen.
Ik vertelde dat ik ook medicijnen gebruikte, 1 keer per week. We kwamen Johan tegen, mijn mederedacteur van de Top 200.000. Ik veronderstelde dat Johan ook medicijnen nam, maar die ontkende dat. Ondertussen reden/liepen we de ene na de andere straat in en uit, sloegen links en rechts af. Ik had geen idee meer waar we waren, maar we bereikten uiteindelijk toch het station
Daar verdween John plotseling. Ik zag een klein luikje tussen de straatstenen en zei tegen Johan, dat John daar misschien in gevallen kon zijn. Direct daarna stond ik met John, op het perron, te wachten op de trein. Zo werd ik wakker.