zondag 25 februari 2024

Jack Parlabane overwint !


Een tijdje terug
vertelde ik over de gratis e-boeken die ik, van verschillende kanten, toegestopt had gekregen. Ik kwam er achter dat die vaak uit het Engels vertaald waren en ik vond die vertalingen vaak niet zo best. Maar omdat er zich een hele reeks van die boeken, op mijn laptop en e-reader, had verzameld besloot ik om er toch eens doorheen te gaan. Al was het maar om te zien of er misschien iets van waarde bij zat. Want gratis dingen kunnen waardevol zijn.

Deze keer begon ik aan 'Marionet' van Daniel Cole. Na een bladzijde of 20 dacht ik: dit zou best een goed geschreven politieroman kunnen zijn. Ik zocht het boek op internet en het bleek deel 2 uit een reeks van 3. De e-boeken, in de oorspronkelijke taal, Cole is een Brit, waren niet duur, dus ik kocht deel 1, 'Ragdoll', in het Engels.

Ik keek ook op de website van zijn Nederlandse uitgever – jammer voor de lezer die het Engels niet beheerst, maar de Nederlandse e-boeken zijn 3 keer zo duur als de Engelse – daar wordt Cole nogal ronkend aangeprezen: 'De Britse Daniel Cole (1983) werkte voorheen als ambulancebroeder. Het is dan ook geen verrassing dat hij in zijn thrillers de meest gruwelijke details met medische precisie weet te beschrijven.'

Dat is wel een klein beetje overdreven en zou voor mij genoeg kunnen zijn om van de aankoop af te zien, maar gelukkig druipt het bloed niet tussen de pagina's vandaan. De seriemoordenaar waar de hoofdpersonen, inspecteur William 'Wolf' Fawkes en zijn collega detective Emily Baxter, door uitgedaagd worden is wel bijzonder inventief. De manier waarop de slachtoffers vallen en de wijze waarop het onderzoek in de soep loopt is zelfs zo uitzinnig, dat ik halverwege overwoog om het boek maar opzij te leggen.

Maar ongeloofwaardig of niet, het verhaal is goed geschreven en wordt op het laatst toch spannend. Dus ik las verder, bereikte de ontknoping en heel misschien ga ik deel 2 ook nog eens lezen. Het zou 'ijzingwekkend spannend' zijn, belooft de uitgever.

Kort daarop, ik vermoed door een suggestie van mijn e-boeken verkoper, kwam ik op de thrillers van Christopher Brookmyre. Dat is een Schot en ik ben een fan van die andere Schotse thrillerschrijver, Ian Rankin. Dus dat wekte verwachtingen.

Rankin komt uit Edinburgh, Brookmyre uit Glasgow. Tussen die steden is een rivaliteit, een beetje zoals, bij ons, tussen Amsterdam en Rotterdam. Edinburgh is de, tamelijk respectabele, beetje verpauperde hoofdstad, met zijn mooie historie. Glasgow het ruwere, volksere neefje, brutaler, grof in de mond en armen uit de mouwen, hoewel een flink deel van die ruwe werkers inmiddels een werkeloosheidsuitkering krijgt.

De boeken van Brookmyre zijn ook brutaler, dan die van Rankin, de overdrijving wordt niet geschuwd, maar op een humoristische manier. Ik las zijn debuutroman, 'Quite Ugly One Morning', de titel is geleend van de Amerikaanse singer-songwriter Warren Zevon, wat meteen al een pluspunt is.

In zijn, 20 jaar later geschreven, voorwoord zegt Brookmyre dat hij een fan is van Zevon en dat hij hem een 'slijmerige' brief schreef, om te vragen of hij de titel mocht gebruiken. Zevon antwoordde niet en is inmiddels overleden. Hij heeft waarschijnlijk nooit meegekregen dat het boek nu een stuk bekender is dan zijn liedje. In dat voorwoord zegt de schrijver ook dat zijn boek een satire is op het Groot-Brittannië van de jaren '90, net na Margaret Thatcher. Het is dus niet alleen een detectiveverhaal, het levert ook maatschappijkritiek.

De vrouw van Brookmyre is anesthesist, in een ziekenhuis van de National Health Service (NHS), de Britse vorm van ons oude ziekenfonds. Zij maakte lange dagen, onder beroerde arbeidsomstandigheden en moest toezien hoe, door de hervormingen van de partij van Thatcher, de managers het roer in het ziekenhuis overnamen.

Het verhaal van Brookmyre speelt zich af rond zo'n NHS ziekenhuis. Een van de managers heeft bedacht dat bejaarde patiënten, die veel verzorging behoeven, economisch niet voordelig zijn. Ze kunnen beter opgeruimd worden en het ziekenhuis verkocht. Dat zou een geweldige besparing zijn en, via handige constructies, zouden hij en wat zakenvrienden daar leuk aan kunnen verdienen. Hij vindt een dokter met een gokprobleem, die hem wel een handje wil helpen.

De ex-vrouw van die criminele dokter is anesthesist – jazeker – en als haar ex zelf vermoord wordt zoekt ze, samen met de eigenlijke hoofdpersoon, journalist Jack Parlabane, uit hoe de vork in de steel zit. Die Parlabane is een geval apart. Hij is onderzoeksjournalist, die gespecialiseerd is in het blootleggen van politieke en zakelijk schandalen. Hij gebruikt onorthodoxe methoden, is een meesterinbreker en computerhacker.

Aan het begin van het boek is hij net Amerika ontvlucht, waar onderwereldfiguren het op zijn leven voorzien hebben. Eerder werkte hij een tijdje in London, waar hij menig sjoemelende politicus en onbetrouwbare zakenman het leven zuur maakte. Oorspronkelijk een Schot, is hij nu weer terug in Glasgow en belandt, bij toeval, middenin de moordzaak op de corrupte arts.

Ook Brookmyre is dus niet bang voor wat overdrijving en zijn romanpersonen belanden soms in bizarre situaties, maar hij schrijft wel veel leuker dan Daniel Cole. Er komen ook gewelddadige scenes voor in 'Quite Ugly One Morning', maar die lijken meer op slapstick, dan op fel realisme. Parlabane is bijna een superheld, ondanks de malle toestanden waar hij in verzeild raakt. Misschien daardoor komt de kritiek die Brookmyre heeft, op de conservatieve politiek, juist wel serieus over.

De boeken van Brookmyre zijn niet vertaald in het Nederlands. Dat zou ook een flinke klus zijn, want hij mixt nogal wat spreektaal, soms ook Schots dialect, door zijn verhalen. Je moet ook een beetje op de hoogte zijn van wat er in Groot-Brittannië speelde, in de jaren '90. Of niet te beroerd zijn om af en toe iets op te zoeken.

Ik las vrij snel daarna zijn tweede boek, waarin Parlabane het opneemt tegen de schandaalpers en politici die met de media onder één hoedje spelen. Ook dat is bij vlagen heel amusant, al is de schrijver soms wat erg lang van stof.

Dus als ik moet kiezen tussen Cole en Brookmyre dan wint de laatste met gemak. Wil je sensatie lees dan Cole, wil je vermaakt worden, maar ook iets leren over Groot-Brittannië voor de Brexit, kies dan voor Brookmyre. Wil je een realistische thriller, doe dan toch maar Ian Rankin.

 

 
De Strip is gemaakt door de Geheimzinnige Hulpman. Klik hier voor deel 1 van dit verhaal.
 
Klik hier voor deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 en deel 5 van het vorige verhaal.
 
Klik op de tekening voor een grotere weergave. 
 

zondag 18 februari 2024

Tussen de oren ?


Bij alle
verontrustende berichten van de afgelopen tijd was er een onderwerp dat een beetje onderbelicht bleef, maar dat mijn bijzondere aandacht trok, omdat het zo aansloot bij mijn eigen ervaringen. De meesten van jullie weten dat ik een chronische aandoening heb, waardoor ik veel minder energie heb dan een gezond mens.

Dat openbaarde zich zo'n 25 jaar geleden en in korte tijd veranderde ik van een fit persoon, die op zijn fiets naar zijn werk en op vakantie ging, die vrijwilligerswerk deed en in een bandje speelde, in iemand die na een kleine inspanning al moe was en die elke dag uren op bed moest liggen.

Artsen wisten niet wat ze met me aan moesten, bij onderzoeken werd niets afwijkends gevonden. Bij de ARBO-dienst werd gesuggereerd dat het 'tussen mijn oren' zat, iets wat ik zelf soms ook geloofde. Ik kreeg adviezen die, achteraf gezien, verkeerd waren en me nog verder in de put hielpen.

Het lijkt allemaal sterk op wat ik lees over mensen die nu kampen met 'Long Covid', of het 'postcovidsyndroom':

'Van alle patiënten met het postcovidsyndroom kampt 70 procent met zogeheten postexertionele malaise (PEM). Dat betekent dat ze soms na de geringste fysieke of mentale inspanning instorten, waarna hun klachten verergeren. Het verschijnsel is in tegenspraak met het adagium in de geneeskunde dat bewegen gezond is. Intensieve revalidatie werkt bij hen vaak averechts. Patiënten krijgen nogal eens te horen dat dit een psychische oorzaak heeft.' (…)

'Inmiddels zijn er naar schatting 90 duizend Nederlanders bij wie corona zulke ernstige gezondheidsklachten heeft aangericht dat ze niet meer aan de samenleving kunnen deelnemen.' (De Volkskrant)

Het is dus een ernstig probleem, dat een grote groep mensen treft. Toch wordt het niet echt aangepakt. Gisteren stond er in de krant een interview, met emeritus hoogleraar Jos van der Meer, die zich lang bezig heeft gehouden met het mysterieuze vermoeidheidssyndroom ME. Hij zei dat het jammer is dat er geen gestructureerd onderzoek gedaan wordt naar Long Covid. Er is wel geld voor, maar artsen en verzekeraars zijn maar matig geïnteresseerd. Er zijn zelfs professionals die denken dat al die syndromen helemaal niet bestaan. Dat het allemaal ingebeeld is en 'tussen de oren' zit.

Je zag hetzelfde – en vergelijkbare klachten – bij patiënten die Q-koorts hadden gehad, of de ziekte van Lyme. Artsen kunnen, bij reguliere onderzoeken, niets vinden. Vermoeidheid is moeilijk meetbaar, verzekeraars kunnen het niet in een hokje plaatsen en er is geen behandelplan op te stellen. Dus blijven de patiënten met lege handen en onbehandelde en onbegrepen klachten achter.

Van der Meer: ‘Zorgverzekeraars willen niet investeren in poliklinieken voor postcovidpatiënten en dat vind ik bizar. We zitten in de nasleep van een pandemie, deze patiënten lijden toch ?' (…)

'Het wetenschappelijk onderzoek is te versnipperd en de zorg voor patiënten is niet geregeld: huisartsen weten onvoldoende van het ziektebeeld en de gespecialiseerde poliklinieken zijn vorig jaar vanwege geldgebrek gesloten.'

Er is een petitie ingediend, met meer dan 100.000 handtekeningen, waarin aangedrongen werd op het heropenen van die poliklinieken. Een amendement van GroenLinks-PvdA waarin de regering wordt verzocht om daarin geld te investeren, haalde donderdag een Kamermeerderheid.

Van der Meer vindt dat er snel meer en gecoördineerd onderzoek moet worden gedaan, want er zijn onderzoeken die aantonen dat er iets afwijkends is in de lichamen van mensen met Long Covid klachten. Dat kun je al gerust een doorbraak noemen, want dan hoeft er niet langer 'tussen de oren' gezocht worden om de klachten de verklaren.

Het is te hopen dat er iets van de grond komt, voor al deze mensen. Bij elke nieuwe coronagolf komen er meer bij, al hoor je daar weinig over. Over een poosje zijn er meer dan 100.000 mensen in ons land met onbehandelbare vermoeidheidsklachten. Patiënten met Long Covid willen heel graag weer gezond worden. Ze willen er alles aan doen, zijn vaak wanhopig, omdat hun leven op z'n kop staat. Ik weet hoe het is. Werken lukt niet meer, maar ook gewone bezigheden als naar een verjaardag gaan, de hond uitlaten, een concert of theater bezoeken.

In de Volkskrant las ik een interview met een voormalig zwemkampioene. Zij zwom ooit het kanaal over, maar is nu na twee baantjes in het zwembad al uitgeput. Een andere patiënt vertelt:

‘Ik heb van alles gedaan om beter te worden. Met fysiotherapie heb ik geprobeerd mijn conditie op te bouwen, maar steeds liep ik tegen een plafond aan en als ik daaroverheen ging, verergerden mijn klachten. Ik heb ergotherapie gedaan, supplementen geslikt, twee keer per dag ademhalingstechnieken toegepast.'

'De revalidatiearts heeft me een methode geleerd waarmee ik mijn reserves kon opbouwen. Dat moest me vooruit helpen, maar dat gebeurde niet. Ik heb geregeld contact met mijn huisarts maar ook zij kan niets voor me doen.'

Het is alsof ik mezelf hoor praten. Ondertussen ben ik zover dat ik weet dat je ook gelukkig kunt zijn met weinig energie. Maar als er een behandeling zou komen waardoor ik mijn vroegere gezondheid weer terug kon krijgen, dan zou ik die met beide handen aangrijpen. 

 

 
De Strip is gemaakt door de Geheimzinnige Hulpman. 
 
Klik hier voor deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 en deel 5 van het vorige verhaal.
 
Klik op de tekening voor een grotere weergave. 
 

zondag 11 februari 2024

Expeditie 10


Jullie zijn het niet
van me gewend, maar deze week ga ik eens uitleggen waar het stripverhaal van de afgelopen weken over ging. De trouwe lezers weten het onderhand wel, doorgaans is er, in de Stripmail of op het Stripblog, geen verband tussen de strip en het verhaal dat ik erbij plaats. Voor nieuwe lezers is dat wel eens verwarrend. Die krijgen elke week die vreemde combinatie voorgeschoteld. Een strip en een verhaal...

'Wat heeft het met elkaar te maken ?', vragen ze dan en mijn korte antwoord is: 'Niets.'

Maar ik wil het best verder uitleggen. Kijk, ik ben zo'n 30 jaar geleden begonnen met, elke week, een zelfgetekend stripje, naar vrienden en bekenden te mailen. Wat later plaatste ik die ook op het Volkskrantblog en ons eigen Stripman's Prikbord. Aanvankelijk schreef ik een paar regeltjes tekst bij het stripje en toen hielden die twee nog wel verband met elkaar.

Na verloop van jaren groeide de tekst en raakte die, wat inhoud betreft, meer verwijderd van het stripje. Toen ik, wat de strips betreft, hulp kreeg van de Geheimzinnige Hulpman was het hek helemaal van de dam. Hij maakte zijn verhalen en ik schreef de mijne en zo ontstond de wekelijkse zending, van strip en verhaal, die niets meer met elkaar te maken hadden.

Behalve vandaag dan.

Het stripverhaal, van de afgelopen weken, ontstond naar aanleiding van een actie van Vroege Vogels, het radioprogramma over de natuur, van BNN/Vara. In september van vorig jaar bestond dat programma 45 jaar en om het te vieren werd Expeditie 10 gelanceerd: '...het project van Vroege Vogels om zoveel mogelijk leerlingen in het basisonderwijs kennis te laten maken met dieren en planten die dicht bij hen in de buurt leven. Want hoe meer je als kind weet van natuur, hoe groter de kans dat je er om geeft en deze wil beschermen !'

Uit onderzoek is gebleken dat de meeste schoolkinderen – en dus heel veel volwassenen – geen huismus van een gele harkstaart kunnen onderscheiden. Ik merk dat ook in mijn omgeving. Als je bij mij op bezoek komt kun je me geregeld woorden als 'boomklever', 'nijlgans', of zelfs 'paardenbijter' horen mompelen. Gewoon omdat ik die beesten op dat moment voorbij zie vliegen, of op het balkon zie landen.

Maar, ondanks al mijn inspanningen, hebben veel van mijn vrienden en familieleden de grootste moeite om, bijvoorbeeld, een pimpel- en een koolmees uit elkaar te houden.

'Die zwart-wit gestreepte, was dat nou een specht, of een ekster ?'

'Houtduif en holenduif !? Bestaan er meer soorten duiven dan ?'

Ik vind dat jammer en ook wel wat vreemd. In Vroege Vogels had men het over 'soortenblindheid' en 'natuurgeletterdheid', om het fenomeen te omschrijven. Onze, heel gewone, vaderlandse planten en dieren, die bijna elke dag om ons heen te zien zijn, worden door de meeste mensen niet herkend !

En het is nog gekker, zoals jullie al in mijn stripje lazen, dieren die helemaal niet bij ons voorkomen, zoals de olifant, de krokodil en de tyrannosaurus, die kennen veel mensen weer wel !

We hebben in ons dorp een nieuwbouwwijk waar de straten namen hebben van planten en dieren. De Weegbreestraat, de Ereprijsstraat, het Egelpad. Nou hoop ik dat veel mensen een egel wel herkennen, als ze er eens een tegenkomen, maar ik denk dat je de hele dag in de Ereprijsstraat bewoners kunt interviewen en dat er weinigen zullen weten wat een geweldig mooi bloemetje de ereprijs is.

Ik moet bekennen dat ik het zelf ook lang niet heb geweten. Tot ik er achter kwam dat het plantje, gewoon, in het gazon naast onze flat groeit. Hij komt er bijna nooit tot bloei, omdat er zo fanatiek gemaaid wordt maar, als hij de kans maar kreeg, dan zou de ereprijs het halve grasveld prachtig blauw kleuren met zijn bloempjes.

Om aan deze onhoudbare toestand een einde te maken heeft Vroege Vogels dus Expeditie 10 gelanceerd. Er zijn 10 heel gewone dieren- en plantensoorten uitgezocht, die elk kind en elke volwassene, in zijn eigen buurt, zou kunnen vinden. Er is een website, er zijn leuke animatiefilmpjes, affiches en afvinkkaarten, waarmee de jeugd, bij zijn of haar eigen huis of school, op expeditie kan.

Echt een mooi initiatief. Misschien komt de grote brandnetel er zelfs door in een beter daglicht te staan. De gewone pad, die ook bij de 10 staat, zal misschien nog het moeilijkst te vinden zijn. Het is heel lang geleden dat ik er nog eens een gezien heb. Maar verder... leuke bekende soorten. Hopelijk maakt het de kinderen nieuwsgierig naar al die andere mooie dieren en planten, die elke dag om ons heen te zien zijn.

Over een tijdje worden dan misschien ook de Blonde Brulkikker en de Grote Rode Roeptoeter op hun juiste waarde geschat. En hopelijk niet alleen door de lezers van onze strip en verhalen. 

 

 
De Strip is gemaakt door de Stripman zelf. Klik hier voor deel 1 - deel 2 - deel 3 en deel 4 van het verhaal.
 
Klik hier voor deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6 - deel 7 - deel 8 - deel 9 - deel 10 - deel 11 - deel 12 - deel 13 - deel 14 - deel 15 - deel 16 - deel 17 - deel 18 - deel 19 - deel 20 - deel 21 en deel 22 van het vorige  verhaal.
 
Klik op de tekening voor een grotere weergave. 
 

zondag 4 februari 2024

De Tijdspiegel – jaargang 34 – 1877


De afgelopen weken
las ik, met veel plezier, in een digitale bundel van het tijdschrift De Tijdspiegel. Oorspronkelijk dateert dat uit 1877 en het is, als computerbestand, of e-boek, gratis te downloaden bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL.org)

Het was eigenlijk per ongeluk dat ik daar terecht kwam. Een tijdje terug schreef ik over het boek 'Wereldzee In De Polder', van Ronald Nijboer. Dat ging over een zeilreis, die de Franse schrijver Henri Havard maakte, in 1873, langs de kusten van de toenmalige Zuiderzee. Die zee heet nu IJsselmeer en is deels ingepolderd. Nijboer doet de reis opnieuw, beschrijft wat hij nu ziet en vergelijkt dat met zijn 19e eeuwse voorganger.

Ik was benieuwd of het boek, dat Havard indertijd schreef, ook als e-boek te krijgen was. Dat bleek niet het geval, maar ik vond wel, bij DBNL, een andere reisbeschrijving van hem, 'Het Land Der Geuzen'. Toen ik dat bestand gedownload had zag ik, tot mijn verrassing, dat het een hele jaargang van De Tijdspiegel was. Ruim 1600 bladzijden en Henri Havard was daarvan maar een klein onderdeel.

Het tijdschrift verscheen voor het eerst in 1844 en, als ik de inhoudsopgave van de eerste jaargangen bekijk, werd het toen vooral gevuld met religieuze artikelen. Het ging over de christelijke kerk, het protestantisme, christelijke kunst, 'christologische voorlezingen' enzovoort. Dat religieuze karakter is, 34 jaar later, flink afgezwakt.

In de inhoudsopgave van jaargang 34 vinden we wel 'godsdienst' als categorie, maar ook onderwijs, geschiedenis – bijvoorbeeld over de rol van de Goten in het Romeinse rijk – wijsbegeerte, staatkunde, natuurkunde en literatuur. Vaak in de vorm van boekbesprekingen en lang niet allemaal even streng in de leer. Zo staat er een artikel in tegen Darwin en zijn theorie over het ontstaan van het leven, maar ook een lovende bespreking, van een boek van dezelfde Britse geleerde, over gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal bij mens en dier.

Dat is allemaal best grappig, hoewel niet altijd even vlot leesbaar. Maar naast het reisverslag van Havard, dat wel aangename en interessante lectuur is, is er nog een rubriek die heel leuk blijkt te zijn. Onder het kopje 'Mengelwerk' zijn, verrassend amusante en vlot geschreven, verhalen te vinden van schrijvers als P.F. Brunings, Johannes de Koo en Mevrouw van Westrheene. Ik had nog nooit van ze gehoord, maar ze blijken erg de moeite waard.

Havard, waar het me eigenlijk om te doen was beschrijft hoe hij, in Brussel, terecht komt in een samenkomst van de 'Geuzenbond'. Dat was een groep welgestelde burgers, die een soort culturele vereniging hadden opgericht en opera's en toneelstukken bezocht, gevolgd door feestelijke maaltijden. Dat herinnert hem aan de oorsprong van de term 'Geuzen' en hij besluit het deel van Vlaanderen te bezoeken waar die lieden vandaan kwamen.

Hij gaat naar steden als Oudenaarde, Kortrijk en Ieper, beschrijft vrij kort wat hij ziet en duikt dan de geschiedenis in. Hij vertelt hoe dat deel van België ooit een woestenij van zompige moerassen was, met hier daar een, met bos begroeide, heuvel. Hoe er gevochten is, niet alleen tegen de natuur en de zee, maar ook onderling en tegen indringers van buiten.

Het land België bestaat nog geen 200 jaar. Voor die tijd heeft heel Europa zich ermee bemoeid. Van de Romeinen, via allerlei vorstenhuizen, tot aan Napoleon. In de 16e eeuw keerde een groep edelen zich tegen, de overheerser van dat moment, de koning van Spanje. Aanvankelijk deden ze dat door middel van een beleefde brief, een 'smeekschrift', maar dat werd ruw afgewezen en ze werden schooiers genoemd, 'gueux' in het Frans. Vandaar hun bijnaam.

Havard vertelt over de rijkdom van de steden, vooral ontstaan door de handel en weverijen. Maar ook hoe dat alles weer verloren ging. In Ieper schrijft hij over de prachtige lakenhallen en de kathedraal, niet wetend dat die, 40 jaar later, met de grond gelijk gemaakt zouden worden, in de Eerste Wereldoorlog. Wie nu in de stad gaat kijken ziet al die beroemde gebouwen weer staan, maar dat zijn, in de 20ste eeuw gebouwde, reconstructies van de oude voorbeelden.

Tussendoor beschrijft Havard de bevolking, hun uiterlijk, taal en karakter, dat ze zo gelovig zijn, maar ook heel bijgelovig. Hij heeft het over heksenprocessen en godsdiensttwisten en dat sommige gebruiken, die afkomstig zijn van de oude Germanen, nog steeds, van moeder op kind, doorgegeven worden.

Allemaal heel leuk om te lezen, vooral als je dat deel van Vlaanderen een beetje kent. Maar voor je bij Henri en zijn Geuzen aankomt moet je, in de Tijdspiegel van 1877, zo'n 1000 bladzijden met andere verhalen en artikelen doorbladeren. En daar zit ook veel aardigs tussen.

Ondertussen heb ik de volgende jaargang al gedownload. Het verhaal van Henri Havard was nog niet af, maar ik lees eerst een artikel over de Franse schrijver Jaques Cazotte. Die schreef, in 1772, een beroemd boek, 'De Verliefde Duivel'. Over een jonge edelman die in de ban van de duivel raakt, die aan hem verschijnt als een wulpse vrouw. Met die edelman loopt het uiteindelijk nog goed af, maar volgens het artikel ging het met de schrijver wel helemaal verkeerd, misschien omdat hij teveel in zijn verhaal ging geloven.

Cazotte is te vinden op Wikipedia, maar zijn boek lijkt vergeten. Tenzij je de Tijdspiegel leest en dat is best aan te raden. Het tijdschrift verscheen voor het laatst in 1921. DBNL heeft niet alle 78 jaargangen, maar toch wel enige tientallen daarvan. Dat zijn tienduizenden bladzijden leesplezier.

(Over de genoemde schrijvers is niet heel veel info te vinden:

P.F. Brunings – 1820-99, geb. te Antwerpen, Ned. militair, 1880 gepensioneerd als overste, romanschrijver. (DBNL)

Johannes de Koo – 'De Koo werd in 1865 predikant van de NH Kerk. In 1874 koos hij een andere werkkring en werd in Amsterdam redacteur-correspondent van Het Vaderland. Enkele maanden na de oprichting in 1877 van het weekblad De Amsterdammer (…) aanvaardde hij het hoofdredacteurschap van dit blad. De Amsterdammer werd later De Groene Amsterdammer.' (Wikipedia)

Mvr van Westrheene – Pseudoniem van Jacoba van Heijningen (1821-1900) 'Om een bijdrage aan het gezinsinkomen te leveren ging Jacoba – die zich voortaan Mevrouw van Westrheene noemde – buitenlandse romans en verhalen vertalen. Haar eerste vertaling was Our mutual friend van Charles Dickens, die zij maakte onder toezicht van M.P. Lindo, oprichter van de Nederlandsche Spectator en een kennis van haar man. Lindo vond haar vertaling zo goed dat hij meende dat zij die onder haar eigen naam kon publiceren. Sindsdien kreeg zij veel vertaalopdrachten.' (KNAW.nl)) 

 

 
De Strip is gemaakt door de Stripman zelf. Klik hier voor deel 1 - deel 2 en deel 3 van het verhaal.
 
Klik hier voor deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6 - deel 7 - deel 8 - deel 9 - deel 10 - deel 11 - deel 12 - deel 13 - deel 14 - deel 15 - deel 16 - deel 17 - deel 18 - deel 19 - deel 20 - deel 21 en deel 22 van het vorige  verhaal.
 
Klik op de tekening voor een grotere weergave.