We hebben hier vliegjes in huis rondvliegen van minder dan 2 millimeter lang. Helemaal compleet. Een hoofdje, een lijfje, pootjes en vleugels. En voorzien van voldoende hersens om zich vrij door de lucht te kunnen bewegen. Als ik in God zou geloven zou ik dat bijzonder knap werk van Hem vinden.
Dat mensen graag naar vogels kijken wordt doorgaans wel geaccepteerd. Vogelaars zijn een beetje vreemd, maar ach, ze doen geen kwaad. Maar mensen die van insecten houden ? Dat is raar. En ik geef toe: ik ben meer een vogelaar dan een insectenraar. De vogelwereld is redelijk overzichtelijk. Vogels zijn makkelijk te zien en van elkaar te onderscheiden – een enkele uitzondering uitgezonderd – en het aantal soorten is niet zo groot dat het een hopeloze opgave wordt.
Dat is bij de insecten wel anders. Daarvan zijn er niet alleen veel meer, maar ze zijn ook veel kleiner, moeilijker te bekijken en lijken soms veel op elkaar. Het is al heel wat als je een wesp van een bij, of een vlieg, kunt onderscheiden. Ook nog weten welk soort wesp, bij, of vlieg, vergt een hoop studie, want er zijn duizenden soorten. Daarvoor zou je de beestjes moeten gaan vangen en onder de microscoop moeten bestuderen. Veel soorten zijn alleen dan uit elkaar te houden.
Jullie begrijpen dat me dat te ver gaat. In mijn omgeving sta ik al heel lang bekend als de rare snuiter die een insect, dat het huis binnengedrongen is, niet dood slaat, maar probeert te vangen in een glaasje, om het weer naar buiten te brengen. Het doden van insecten, zelfs om ze te bestuderen, vind ik iets onaangenaams. Misschien toch wel insectenraar, dus.
We hebben ook al best lang bijenhotels op het balkon. Dat begon ooit met twee bijtjes die de slaapkamer van de dochter des huizes binnengedrongen waren. Geen honingbijen, dat zag ik direct. Het was me wel eens opgevallen dat er bijtjes op het balkon rondvlogen, waarschijnlijk op zoek naar een opening tussen het metselwerk, om er een nestje te maken.
Dat bleken rosse metselbijen te zijn. En ze brachten me op het idee om een insectenhotel op te hangen. Het duurde vervolgens een poosje voor ik doorhad dat de kleine bijtjes, die daar een deel van de zomer druk bezig, van een andere soort waren. Ze hadden ook gele buikjes – in vaktermen: buikschuiers, harige borsteltjes waar ze stuifmeel mee verzamelen – vandaar mijn verwarring. Deze kleintjes bleken tronkenbijen te heten.
Sindsdien heb ik het ene insectenhotel vervangen door een ander. Later zelfs twee, zelf getimmerde exemplaren, van gaten op maat voorzien. En elk jaar kwamen de bijtjes terug, de rosse metselbijen en de tronkenbijen. Eén zomer heb ik de hotels weggehaald, omdat er op het balkon geschilderd moest worden. De bijen moesten toen genoegen nemen met een achtertuin, in Baarn.
Dat hebben ze goed overleefd. Dit jaar had ik twee nieuwe hotels besteld, ontworpen onder toezicht van Natuurmonumenten. Zag er leuk uit, maar ik had direct door dat de gaten veel te groot waren, voor mijn tronkenbijtjes. Dus heb ik er met de boormachine een heel stel bijgemaakt. Daarna was het afwachten of en wanneer de eerste bijen zouden verschijnen.
Het droge voorjaar voorspelde niet veel goeds. Uiteindelijk zag ik wel een paar rosse metselbijen, in april en mei, maar die hebben slechts 1 gaatje gevuld in de bijenhotels. De moed schonk me al in de schoenen. Het gaat beroerd met de insectenstand. Zou het nu afgelopen zijn met mijn balkonbijen ?
Nee, beste lezers, ik begrijp dat jullie al waren gaan vrezen voor een treurige afloop van dit verhaal. Maar ik kan jullie gerust stellen. De tronkenbijtjes verschenen keurig op de afspraak. Vanaf begin juni zijn ze al bezig en inmiddels hebben ze meer dan 30 gaatjes dichtgemetseld !
Voor de trouwe lezers van mijn verhaaltjes is dit allemaal geen nieuws. Ik schrijf er al jaren over. Het eerste bericht, op ons Stripblog, over het insectenhotel dateert uit 2012. Toen maakte ik me al druk over de afname van de aantallen insecten in ons land. En ik maakte me zorgen om mijn balkonbijen.
Daarvan zou je kunnen leren dat het allemaal wel meevalt. Ondanks alle onheilsberichten heb ik nog net zoveel wilde bijtjes op het balkon als 10 jaar geleden. Maar toen ging het ook al slecht. Dat ik me er toen pas in verdiepte kwam ook door de berichten over de achteruitgang van de insectenstand. Het valt dus niet mee, maar het is nog niet hopeloos.
Veel mensen denken dat de natuur teer en kwetsbaar is. Maar in werkelijkheid is de natuur taai en veerkrachtig. Mensen maken veel kapot, maar als we er een beetje ons best voor doen kun je zelfs op een kaal balkon, waar van nature weinig groeit of bloeit, nog een plek maken waar de natuur opleeft.
Dus niet sippen en miepen dat het allemaal komt door de asielzoekers en de oorlogshitsers. Gewoon de natuur de ruimte geven, dan kan het nog best goed komen.
En als je toch iets wil doen aan het vermeende asielprobleem teken dan de 2 petities, tegen de beschamende wetten die afgelopen week aangenomen zijn door de Tweede Kamer. Het is nog niet verloren. Als we van ons laten horen kan de Eerste Kamer nog voorkomen dat we verder afglijden, de populistische goot in.
Stop de asielwetten – petitie van
PvdA/GroenLinks
Of als je je liever verre houdt van politieke partijen:
Vóór medemenselijkheid. Tégen de asielwetten – petitie van Vluchtelingen Werk.