Sommige mensen hebben een geweldig geheugen. Ik niet. Ik kom regelmatig op blogs van collegabloggers om pas bij het lezen van de reacties te ontdekken dat ik het verhaal al eerder gelezen heb en er op heb gereageerd ! Mijn blogvriend Martin Broek heeft daar geen last van. Die wist, toen ik vorige week foto's van een terras op de hei plaatste, nog precies dat ik daar al eerder over had geschreven. Nu wist ik nog wel dat ik er leuke foto's had gemaakt. Maar het onderstaande verhaal was ik alweer vergeten.
Eerder verschenen, dus, in september 2010, op het Volkskrantblog...
Hutje op de hei, de grote stille heide, een dagje hei, heikneuter...
De heide komt regelmatig voor in ons dagelijkse taalgebruik. We houden van de hei, om er te fietsen, te wandelen, of de hond uit te laten, vooral in de nazomer als de bloeiende hei in een paarse zee verandert.
Aan het begin van de 19e eeuw was 20% van ons land bedekt met hei. Inmiddels is dat flink verminderd. De hei is grotendeels ontgonnen, bebost, of bebouwd. Maar niet alleen de mens bedreigt de heidevelden, de natuur doet dat ook.
Als we ons er niet mee bemoeien zorgt de natuur er op eigen kracht voor dat hei verdwijnt en bos verschijnt. Toch doen natuurbeschermers hun best om heidegebieden te behouden. Niet omdat ze van nature in ons land voorkomen, maar omdat we er zo van houden.
Onze heide is een cultuurlandschap, ontstaan door middeleeuwse landbouwmethoden. Eerst werden de bossen gekapt en platgebrand, daarna zorgden schaapskudden ervoor dat grote heidegebieden konden ontstaan. De hei werd afgeplagd om, vermengd met schapenmest, de akkers vruchtbaarder te maken.
Zo ging het eeuwen. Op sommige plaatsen werd de heidegrond zover afgeschraapt dat er zandverstuivingen ontstonden. Tussen Soest en Soesterberg zijn zo, bijvoorbeeld, de Soesterduinen ontstaan.
Op de veluwe waren die stuifzanden ooit zo woest dat hele dorpen er door bedreigd werden. Tegenwoordig zijn ze zo zeldzaam dat ze, met kunstgrepen en beheersmaatregelen, behoed moeten worden voor oprukkende begroeiing.
Onze verhouding tot de natuur is maar gek. De door ons ingrijpen verwoeste landschappen vinden we zo mooi, dat we ze tegen de natuur in bescherming nemen. En dat noemen we dan natuurbehoud.
Ten oosten van Hilversum is een vrij groot heidegebied, dat deel uitmaakt van het Goois Natuurresevaat. Ik ben daar in vroeger jaren vaak overheen gefietst. Je kunt achter kasteel Groeneveld, bij Baarn, het bos al in en slechts onderbroken door een enkele verkeersweg, doorfietsen tot aan Bussum.
Tegenwoordig kom ik op eigen kracht niet meer zo ver. Maar je kunt met de auto aan de rand van de Zuiderheide kunt komen, bij theehuis 't Bluk. Je moet wel weten hoe je rijden moet, want de toegangsweg, een zandpad door het bos, ligt niet bepaald langs een doorgaande route.
Met behulp van oude landkaarten en Googlemaps vond ik de juiste route en langs kleine weggetjes, vlak langs de A27 en A1, maar op nog geen kwartier rijden van Soestdijk, vonden we de oude pleisterplaats.
Een tamelijk nieuw bakstenen gebouwtje, aan de bosrand, uitkijkend op paarsbloeiende heidevelden. Het oorspronkelijke theehuis is een paar jaar geleden door brand verwoest. Maar de locatie was klaarblijkelijk aantrekkelijk genoeg om het weer op te bouwen.
Er komt bij het, door eiken en vliegdennen overschaduwde, terras een aantal fiets- en wandelpaden samen. Daar moet 't Bluk het van hebben. Wij waren de enige bezoekers met een auto.
We hebben er een uurtje genoten van het uitzicht en van de ongelofelijk brutale koolmezen. Van mussen ben je wel gewend dat ze, op drukke terrassen, de kruimeltjes van de tafels komen pikken, maar van koolmezen had ik dat nog nooit meegemaakt.
Ps: We zijn dit jaar, 2012, ook al twee keer bij 't Bluk geweest, maar we hebben er geen koolmezen meer gezien...
Het Goois Natuurreservaat en theehuis 't Bluk hebben eigen websites.
Op Wikipedia is veel informatie over heidegebieden te vinden, zie: Heide - Goois Natuurreservaat - Zuiderheide - Soesterduinen